Misschien wel het mooiste moment uit de tiende ronde om de Marathon Cup, de Rein Zwart Memorial in Thialf. Net over de helft van de koers van de 125 ronden lange slijtageslag schoof de kleine Groningse klassementsaanvoerder Sjoerd den Hertog de kussens in. Je kon het hem bijna ZIEN denken toen hij alweer opkrabbelend van het ijs, in de verte de kopgroep zag wegrijden waarvan hij de initiatiefnemer was geweest. Een krachtterm of drie in zichzelf grommend, een halve sprint inzettend en dan slissend tussen het spleetje van zijn tanden door, zich nog wat meer opjuttend om het gat te dichten: ‘Dit zal me toch niet gebeuren, hè’. Lachend, na afloop: “Ik maakte het onnodig spannend, hè.”

Hij kon gerust zijn, de gifkikker in zijn elastische oranjekleurige racepak: niet dat er werd gewacht op hem, maar de veerkracht hielp Den Hertog terug te keren aan het front. Dat bleek het begin van een succesvolle avond voor de snelle rijder van Royal A-ware die eindelijk zijn eerste (maar gebruikelijke) zege van het seizoen binnenharkte via een vlijmscherpe spurt. Eind goed, al goed, zou je kunnen zeggen. Of beter: met vallen en opstaan naar de winst.

Foto: Neeke Smit

“Tja, dat is wel erg van toepassing. Stom foutje van me, die val”, zo erkende hij direct, terugkijkend op het hachelijke moment. “Ik wist dat de bochten er heel slecht bij lagen, aan beide kanten van de baan waren ze volledig uitgetrapt. Ik lette een keer wat minder op en daar lag ik. Om terug te keren had ik best wat tijd nodig, man. Het ging hard, en ik had even nodig om m’n ritme te hervinden. Maar paniek is er nooit geweest.”

Ook niet over het uitblijven van een eerste topnotering deze winter. “Vanaf de eerste race in Amsterdam had ik het gevoel dat het erin zat. Er zijn allerlei redenen voor aan te voeren waarom het me nog niet was gelukt, maar wat zeker is: we hebben de laatste seizoenen veel verloop van rijders gehad bij Royal A-ware, en dat heeft ertoe geleid dat je wat meer zoekend bent in het team wat samenwerking betreft. Ook in tactisch opzicht draaide het de eerste vijf, zes wedstrijden niet naar behoren. Verder denk ik altijd zo: om te kunnen winnen moet je goed zijn, een goed plan hebben en helemaal fit zijn.”