De teller van de marathonformatie van De Vries eindigde zondag op dertien overwinningen, allemaal behaald door de kleine stratenmakerszoon uit De Westereen. Een afmaker pur sang, iederen ploegleider wenst zo iemand in z’n ploeg. “Heel bijzonder, maar dit kwam ook tot stand omdat de andere vier heel hard gewerkt hebben. We moesten ervoor waken dat we er niet te makkelijk over dachten, met 100 punten voorsprong was de eindzege in het klassement al lang en breed binnen. Daar praat je over met de jongens, maar als ze scherp zijn en vanaf de eerste ronde het plan strak uitvoeren... Dan voel je elke keer weer die ontlading na 125 ronden. Harm pakt de overwinningen, maar je doet het als team.” 

De basis van die succesreeks werd vorig seizoen gelegd. Na een eindeloze reeks ereplaatsen boekte Visser in Alkmaar zijn eerste overwinning in de Topdivisie. Vanaf dat moment was de rekening van de Friese afmaker geopend en was het vertrouwen daar. “We kregen de bevestiging van wat we eigenlijk wel wisten: we zijn fit, we zijn goed. Het lukte steeds net niet, maar dit jaar lukte het steeds net wel.” Naast de reguliere Cup-overwinningen won Visser ook de eerste marathon op natuurijs in Winterswijk, schreef hij de Staatsloterij Schaatsmarathon op zijn naam en zegevierde hij in de Sprint Grand Prix op de Weissensee. Eind december kwam daar ook nog het – niet geheel onbelangrijke – NK Mass Start bij. 

“We hebben hier helaas een dikke prijs laten liggen”, gaat De Vries verder, terwijl hij naar de ijsbaan van de Elfstedenhal wijst. Hij doelt op 1 januari, het NK Marathon. In een chaotische eindfase ging Visser onderuit. “Dat is nog een wondje en daar praat ik niet over met de jongens, maar dat gevoel zat er bij mij in. Terug in Leeuwarden, 1 januari lukte het niet en nu wel.” Een ander wondje was de recente natuurijsreeks in Zweden waar Jumbo-Visma een modderfiguur sloeg. “Een mindere week”, noemt De Vries het. “Drie wedstrijden zoals het niet moet. Kan gebeuren, je probeert te zoeken naar een oorzaak en die hebben we nog niet kunnen vinden.”

Foto: Neeke Smit

Naarmate het seizoen vorderde kregen de andere ploegen steeds beter door hoe ze de Jumbo’s uit elkaar moesten drijven, maar met zijn individuele klasse slaagde Visser er vaak in het een en ander op te lossen. In Leeuwarden bracht een machtssprint hem naar de zege. “Ik ben niet objectief, maar zie wat die jongens goed doen in de koers. We hebben geen moment paniek gehad. We zaten telkens in de goede situatie, dat wil je graag. Neemt niet weg dat ik de laatste 10 ronden met een hartslag van 180 aan de kant stond, maar het is heerlijk om met deze mannen te werken.” 

Andersom lopen de rijders weg met hun ploegleider, die dit weekend zijn contract met de ploeg van Sven Kramer en Jac Orie verlengde tot en met 2026. De voormalig marathonrijder stond aan de basis van een succesverhaal, maar blijft liever op de achtergrond. “Ik probeer het zo te doen dat het niet opvalt, ben gewoon mezelf. Sven en Jac waarderen me, ze willen nog twee jaar met me door. Dat kan alleen als je bent wie je bent. Als ik me anders gedraag om iets te creëren, dan stopt dat het een keer. Ik probeer dicht bij mezelf te blijven. Als dat niet goed genoeg is, dan is dat het. Maar we doen het met zijn allen: ik sta aan de kant met de handen in de lucht.” 

Nog even terugkomend op de matige natuurijscampagne, is het niet juist een zegen dat er nog wat te verbeteren is? “Zo zou ik het niet zeggen, maar het is wel een mooie uitdaging voor de komende jaren. Daar gaan we keihard aan werken, we willen zo’n grote prijs winnen. We gaan de komende zomer keihard werken om de concurrentie daar tegenwicht te bieden.”