Ragne Wiklund, Irene Schouten en Martina Sablikova. Een droompodium voor een drieduizend meter, zeker om een mondiale schaatsoorlog mee te beginnen. Aan de tijd van de eerste twee (3.56,86 en 3.57,40) was Joy Beune (3.59,18) nooit gekomen. Wat zei de Tsjechische veterane (3.58,35) nadat ze van het ereschavot was gestapt met haar eerste bronzen medaille (naast zes wereldtitels en vijf zilveren medailles op de drie kilometer), toen ze de tegenstandster in haar rit tegen het lijf liep op het middenterrein van Thialf? ‘Ik ben blij dat ik tegen jou reed, want zo had ik tenminste iemand om me aan op te trekken’. En bedankt, zou menigeen denken na zo nipt naast een mooie prijs te hebben moeten grijpen.

Bornse Beune (23) niet. “Het leek misschien een beetje alsof ze zo die medaille aan mij opdroeg. Tenminste, zo klonk het. Ik zei tegen Martina: je hebt het zelf gedaan. En ik heb voor mezelf gedaan wat ik kon. Dit is wat erin zat.” Geen derde stek helaas, zoals ze gedurende de strijd op de eerste avond van het WK een bepaald moment had gedacht – en gehoopt. “Ik zag 3.59 op het scorebord staan en toen schoot er door mijn hoofd: tja, op het NK heb ik ook 3.58 gereden. Het was haalbaar.”

Foto: Soenar Chamid

Het werd echter vierde. Wéér die ondankbare klassering, waarvan ze dit seizoen als volledig opgeleefde kopvrouw van Team IKO er meer dan genoeg heeft verzameld. Op het World Cup Kwalificatietoernooi (drie km). Tijdens datzelfde toernooi, op de 1500 meter. In de World Cup 2 (drie km), in World Cup 4 (5000 meter), op het NK Afstanden (1500 meter), in de World Cup 5 (drie km), World Cup 6 (1500 meter). Om gek van te worden.