Van Kempen (59) is, als je zijn verhaal beluistert, eigenlijk de overtreffende trap. Al zeven jaar woont hij intussen met zijn vrouw Anita in Unnaryd, een dorp van goed 700 inwoners op 440 kilometer ten zuidwesten van Stockholm. De reden dat hij daarheen is uitgeweken: schaatsen. Hij mag al 28 jaar geleden zijn gestopt als (zeer succesvol) marathonrijder, zodra water in ijs verandert, bestaat er geen ander tijdverdrijf dan rijden en glijden, bij voorkeur in de ongerepte natuur. “Door te schaatsen kan ik m’n hoofd lekker leegmaken”, is zijn motto.

“Aangezien je in Nederland nog nauwelijks winters hebt, zijn we in Zweden beland”, begint de geboren Alphenaar te vertellen. “M’n vrouw was al een jaar of vijf bezig om Italiaans te leren, want het leek haar wel wat om in de Dolomieten te wonen. Voor mij was dat een ‘no go’, omdat je daar niet kunt schaatsen. Bovendien houd ik er niet van wanneer het buiten warmer is dan 25 graden. Dan word ik chagrijnig en blijf ik in huis. Ik zocht in die periode al naar geschikte woningen in Noorwegen, Finland en Denemarken, totdat ik iets vond in Zweden wat me beviel. ‘Oh’, reageerde Anita, ‘dan gaan we daar toch heen’. Ik had al wat meer met dat land. Mijn vaste verzorger in mijn marathontijd was ook degene die Tomas Gustafsson had. Ik pikte wat op van de taal en langzamerhand ontstond de liefde voor Scandinavië. In de zomer van 2017 zijn we geëmigreerd.”

Foto: Timsimaging

Zweden, een land zonder marathontraditie. “Schaatsen kennen de mensen er wel. Schaatsen draait om de beleving op het ijs, en het gevoel en de beleving in de natuur. Je kunt je niet voorstellen hoe dat hier is op een meer. Voor een Nederlander is een meer iets dat omkaderd is, dat water ligt binnen een dijk of een weg en je kunt vrijwel altijd de overkant zien liggen. Hier schaats je honderd, honderdvijftig kilometer zonder iemand tegen te komen. Wat je ziet, zijn eilandjes met vegetatie en wild erop, sporen over het ijs of in de sneeuw. Die dieren trekken ’s winters van de wal naar de eilandjes waar ze voedsel kunnen vinden. In de zomer zijn die onbereikbaar voor die beesten. Da’s fantastisch als je schaatstochten maakt over de meren. Onderweg pauzeer je even, je drinkt iets uit een thermofles en eet wat, zittend op een rotsblok, uit de wind. Dan ga je genieten van hetgeen je om je heen hoort en ziet.”

Het is dé manier voor Van Kempen om Zweden te ontdekken. Hij woont vlakbij twee meren, de Une en het Bolmen, de laatste behoort tot de tien grootste van het land met een oppervlakte die vergelijkbaar is met het IJsselmeer. “Begint het te vriezen, dan leg ik het (timmer)werk neer en ga ik erop schaatsen. Het liefst elke dag, en minimaal honderd kilometer per keer. Deze winter”, zo checkt hij even snel op zijn telefoon, “was het 17 november de eerste dag waarop ik ben gaan schaatsen. In het weekend maak ik tochten met een Zweedse maat, Pierre Schmidt, een voormalige professionele triatleet. Ik ben door andere schaatsvrienden aan hem gekoppeld via een internetsite waarop zo’n drieduizend Zweedse (toer)schaatsers hun informatie over natuurijs delen, over begaanbaar ijs, bijzondere plekken etcetera.