“Gezellig?” Siep Hoekstra – eens marinier, altijd marinier - zal via een paar omwegen en zinnen later inderdaad beamen dat er gelukkig ook tijd is voor amusement, ontspanning en ja, gezelligheid. “Maar er wordt hier wel getraind, én hard”, wil de Fries extra benadrukken, wanneer de binnengewaaide en ietwat verbaasde reporter zijn eerste indrukken heeft gedeeld met hem.

Het is namelijk geen alledaagse gewaarwording, bij het oprijden van het terrein van de Doornsche IJsclub (1908 opgericht) waar Team Frysk een kleine week verblijft om weer een stap voorwaarts te gaan in conditie, lenigheid, mentale kracht en niet te vergeten teamgeest. Direct links staat de kantine, in het verlengde ervan ligt een asfalt skeelerbaan. Rechtsachter op het ijsbaancomplex bevinden zich caravans, een paar campers en enkele tentjes: de onderkomens van de schaatsers. Een soort camperen bij de boer, zeg maar. Gezellig, dus.

Foto: Neeke Smit

Er is net geluncht in de kantine, en wie corvee heeft, voert zonder morren zijn of haar taak uit. Marwin Talsma, na een mislukt seizoen bij het grote Team Albert Heijn Zaanlander weer terug op het oude, vertrouwde nest, heeft de tafels afgeruimd en bezemt nu de vloer schoon. In de keuken doet good-old trainster Sijtje van der Lende (73) de afwas, geassisteerd door vier of vijf rijdsters. Buiten slenteren sporters in badjassen met handdoeken heen en weer tussen de douches, het fietsenhok en hun slaapplaats. Een enkeling gebruikt de pauze om nog wat rek- en strekoefeningen af te werken.

De ochtenduren hebben in het teken gestaan van korte tijdritjes op de racefiets of een duurrit, maar het middagprogramma wordt - naar het schijnt - andere koek. De ploeg zit in de laatste fase van de algemene voorbereiding die een week later wordt afgesloten met een fietstest. Daar hoort natuurlijk iets speciaals bij. “Vanmiddag doen we de trap van Siep”, is de mededeling. Hij lacht en geeft toe dat zijn atleten nog van niets weten. “Dit is ook mentaal sterker worden. Wat denk jij dan? We gaan straks naar mijn werkterrein van vroeger toe, want hier in Doorn op de marinierskazerne ben ik gelegerd geweest. Hoe vaak wij die trap op zijn gemoeten, met een zandzak in je nek…” Hij vloekt er meteen op los, denkend aan de martelingen van toen.

Foto: Neeke Smit

De coach zweert bij het teruggrijpen naar elementen van vroeger, of hindernissen die hij ook diende te overwinnen. Goed om te weten voor degenen die niet zo thuis zijn in de legerstructuur: het Korps Mariniers is het elitegezelschap van de Nederlandse defensie, de alleskunners onder de militairen die alle moeilijke missies worden geacht op te knappen. Hoekstra vertelt over een zandafgraving in het naburige Maarn waar de operatie zal plaatshebben. Destijds lag daar een steile trap van opgestapelde boomstammen die Hoekstra en zijn kornuiten op moesten rennen. Hij laat een krachtterm ter introductie horen. “Dat was een trap, die was verschrikkelijk. Wij gingen er als marinier op kapot. F*#@g hell, hè, moesten we met een boomstam en een zandzak omhoogklimmen. Geen rugzak hè, een zandzak voelt heel anders aan.”

Hij is eerder in de week op verkenning geweest. Even zien of het decor van toen ook nu nog als geschikt toneel kan dienen. “Die trap is vervangen door een metalen exemplaar. Honderdnegentig treden naar boven. Dat vormt je karakter. Ik heb geen zin in lui die voor het oog van de instructeur willen demonstreren hoe goed ze zijn. Je moet je best doen wanneer ik niet kijk. Bij het Korps zaten we niet te wachten op Rambo’s.” Hier spreekt de sergeant-majoor van weleer, da’s duidelijk.

Er zullen best schaatsers zijn bij wie de gedachte aan iets verschrikkelijks meer dan gezonde spanning oproept. Want wat is in hemelsnaam de trap van Siep? De no-nonsense man staat garant voor surprises, en lang niet altijd van het leukste soort als het om trainen gaat. Tijdens de vorige stage in het Limburgse Noorbeek, een maand terug, luidde een opdracht: red jezelf en rijd de Amstel Gold Race in je eentje. De mannen binnen de tien uur, de vrouwen mochten er een uur langer over doen. Hoekstra stelde dat plan bij toen hij zich realiseerde dat de veiligheid van zijn rijders en rijdsters onderweg wellicht in het geding zou kunnen komen. Door duo’s samen te stellen en die op pad te sturen, was dat probleem zo opgelost.

Foto: Neeke Smit

De trap doet pijn, dat is zeker. Hij snijdt de adem af, blaast bovenbenen op en maakt het, zo merkt Hoekstra, zijn pupillen lastig de concentratie zodanig vast te houden dat ze in een gelijkmatig ritme de 190 treden kunnen nemen. Zo moordend als de marinier-in-ruste het zelf vroeger heeft ervaren (waarschijnlijk vanwege de extra ‘bepakking’), is de run naar boven nu niet. Vier keer omhoog blijkt voor niemand een trap te veel…

Hilde Noppert heeft er zelfs van de eerste tot de laatste minuut van genoten. “Ik had er geen vrees voor hoor. Sterker nog: ik had er juist zin in. Zo’n trap ziet er prachtig uit en als je die dan vaker op mag, is dat machtig. Het ging goed, maar omdat we steeds drie treden moesten overslaan, werd het wel een uitdaging je ritme te houden en tegelijkertijd je been op de juiste trede te zetten”, analyseert de marathonschaatsster. “Dit was een echt leuke training.”

Foto: Neeke Smit

“Het zag er eerst vooral heel lang uit”, verklaart Paulien Verhaar, die de langebaan met marathonschaatsen combineert. “Ik moet zeggen dat ik ’m uiteindelijk nog vond meevallen.” Lachend: “Stiekem had ik na afloop wel een beetje trillende knietjes. Je voelt het wel, zo’n inspanning.” Ze is tevreden, en niet alleen over haar prestatie en niveau dat zienderogen groeit. Team Frysk beschouwt ze inmiddels als haar tweede thuis. “Dat komt ook door de groep die heel gezellig is. Dat maakt dat ik op mijn plek zit.”

Verhaar ondervindt bovendien steeds minder last van longcovid dat haar in het eerste seizoen te pakken nam, als nawee van corona. “Daar heb ik een jaar lang veel problemen mee gehad. Driekwartjaar kon ik nauwelijks trainen, en zo raakte ik mijn conditie kwijt. Gelukkig merk ik dat het sindsdien stukken beter gaat en ik veel sterker ben dan ervoor. De belasting rondom sport is echter soms nog niet zoals ik zou willen”, zegt ze. “Het is nu even beter voor me dat ik goed mijn rust pak rondom trainingen om er dadelijk zoveel mogelijk uit te halen bij het schaatsen”, aldus de winnares van de marathon in Haarlem afgelopen winter.

Foto: Neeke Smit

Die hoop koestert Esmee Visser ook. De olympisch kampioene van 2018 op de vijf kilometer heeft beroerde jaren achter de rug en hunkert naar een normale schaatswinter. Het uitwijken van Team IKO naar de formatie van Hoekstra zou weleens een gouden zet kunnen zijn. Ze straalt geluk uit en dat onderstreept ze met de opmerking dat ze het enorm naar haar zin heeft. Trainingskampen op de simpele, goedkope manier is ze gewend van haar jaren bij de regionale selectie (RTC) en haar eigen ijsclub. "Ik kende deze plaats al van eerdere stages. Ik hoef niet per se in een hotel te verblijven, al was het in het begin wennen aan de omstandigheden. In eerste instantie was ik bang dat ik te weinig nachtrust zou krijgen door op een matje in een tent te moeten slapen. Ik word door dat soort dingen heel erg uit mijn comfortzone getrokken. Maar dat is ook wel heel uitdagend en leuk”, oordeelt ze. Dat tentje is het overigens wel geworden,

Om het slechte deel van haar verleden te vergeten zou ze er volgens Hoekstra goed aan doen alle video’s die ze heeft van de seizoenen na Pyeonchang weg te gooien, en alleen de gouden race dagelijks te bekijken. Dat werkt motiverend en stimulerend, is het idee erachter. “Nou, dat doe ik niet, elke dag diezelfde beelden bestuderen. Ik kan beter ook andere opnames van wedstrijden en trainingen analyseren om te weten wat ik verkeerd deed, of wat er nu anders gaat. Vergelijken en me bewust worden wat er goed en minder geslaagd was.”

Foto: Neeke Smit

Terug op het pad naar…? Ergens in dat lijf van Esmee huist vast nog steeds die kampioene. “Ja, klopt. Dat denk ik ook. Hoe we nu bezig zijn, schenkt me veel voldoening. Dat is voor mij het belangrijkst. We zullen zien welke resultaten tevoorschijn komen. Niet dat we daarop afrekenen of dat voor mij dan een falen of niet falen is. Dat stadium heb ik achter me gelaten. Ik ben er overheen om het zo zwart-wit te schrijven.”

Het zal Hoekstra als muziek in de oren klinken. “Die Esmee hè”, heeft hij in de ochtenduren al opgemerkt, “die zie je per dag meer opbloeien.” Op naar nog betere tijden.